In de Filosofie Scheurkalender (6 juni 2021) las ik vanmorgen de volgende quote van Ayn Rand: "Leven kan alleen voortbestaan door een constant proces van zelfbehoudende actie. Het doel van die actie, de ultieme waarde welke, om die te behouden, gewonnen moet worden door elk moment, is het leven van het organisme." (uit: The Virtue of Selfishness (1964)).
Dit citaat roept bij mij zoveel protest op, dat ik er even grondig naar wil kijken. Wat staat hier nou eigenlijk?
Mijn eerste associatie is dat hier het darwinistische principe van "survival of the fittest" tot morele waarde wordt verklaard. En dat natuur en cultuur op één hoop worden gegooid, waar ethiek in mijn beeld vooral een cultureel iets is en minder iets wat inherent is in de natuur van organismen.
De Correspondent had op 3 mei 2021 een stuk van Jessica den Outer getiteld "Onze planeet leefbaar houden? Geef bossen en rivieren rechten". Dit artikel is een pleidooi voor het verankeren van de intrinsieke waarde van de natuur in de vorm van rechten die worden toegekend aan rechtspersonen. Volgens Den Outer is het huidige recht antropocentrisch, en is dat een belangrijke oorzaak van het in het gedrang komen van de natuur. Zij pleit voor twee zaken: het erkennen van rechten van de natuur en het strafbaar stellen van "ecocide": het moedwillig toebrengen van grootschalige beschadiging of vernietiging aan de natuur.
Mijn gevoel hierbij is niet goed. Het doet mij sterk denken aan het essay van Rob Wijnberg in "Nietzsche en Kant lezen de krant", getiteld "Waarom we dieren nooit rechten moeten geven". Het probleem hiermee is dat in dat geval mensen zich opwerpen als vertegenwoordiger van het dier, en uit diens naam de macht kunnen grijpen. Bij het toekennen van rechtspersoonlijkheid aan bossen en rivieren speelt precies hetzelfde.
The current era, at the beginning of the 2020s, is marked by a dominance of the tech industry. Most of the wealthiest people on earth are owners of tech companies, hoarding billions of dollars from their customers. The platforms they are running wield enormous power over their users and are excellent vehicles for targeted advertising and behaviour regulation. The balance of power between the platform owners and their respective users has become locked in an unbalanced position, with the owners able to accumulate ever more wealth and power. Without some countervailing power, there will be no end to this trend. It is not too hard to imagine what the consequences of this ever-continuing trend will be: a total power grab leading to authoritarian rule by a network of tech plutocrats and their friends. What can we do to organize some of the necessary countervailing power?
Defining fascism is a notoriously difficult scholarly task. Most definitions up till now have been empirical, based on common characteristics of fascist movements in practice. These definitions do not really get to the core of what is the essence of fascism and what makes it inherently dangerous. In this essay, I will posit that it is possible to define fascism by positioning it within ethical categories, and that the resulting definition is approximately equivalent to existing definitions, to which I compare it. The definition I propose is the following:
"Fascism is collaboration between moral supremacy and nihilism, aimed at the violent implementation of a morally superior society."
In this essay I will explain the essence of what I mean with this definition, and how past and current movements measure up to this definition. At the end I will discuss some applications of my alternative definition in combating fascism.
Updated version
When describing and evaluating my new definition of Fascism, I tended to go back and forth over the question whether the Public Health-movement qualifies as fascist. In order to keep my article on fascism focused on the important movements, I have decided to write a separate essay to delve into this question deeper. My previous answers to this evaluation are not yet satisfying to me. I have dismissed the classification the first time around (May 2019) and corrected myself when re-evaluating it in December 2019. And I found my arguments unconvincing when I last read them back. So I'll try again.
Ik merk in de praktijk hier in Nederland, en breder in Europa, dat het politieke klimaat in Amerika vaak verkeerd wordt beoordeeld. Het onderscheid tussen de Republikeinen en de Democraten is een heel andere dan die tussen rechts en links in de Europese politiek.
Waar de Europese politiek veel meer op sociaal-economische thema’s is verdeeld, is de Amerikaanse politiek primair verdeeld op religieuze thema’s. De Verenigde Staten zijn zoveel meer bezig met religie dan Europa, dat Europeanen dat vaak niet helemaal begrijpen.
Als je het politieke landschap van Amerika tegen het Europese partijenlandschap aanlegt, dan valt op – als je een tijdje in Amerika hebt gewoond – dat de Democraten lang niet zo links zijn als bijvoorbeeld de sociaal-democraten in Europa. De Democraten zitten ongeveer op de lijn van de VVD, die ik als de meest vergelijkbare partij in Nederland zou beschouwen. De Republikeinen daarentegen, die stellen zich veel meer op zoals de SGP in Nederland. Sociaal-economisch iets rechtser, maar vooral veel conservatiever in culturele zin. Het grootste twistpunt in het huidige Amerika is de scheiding tussen kerk en staat, wat zich uit in thema’s zoals abortus en LGBT-rechten. In de lijn van de Republikeinen mag de staat vrijwel niet sturen, omdat zij daarmee in de plaats treedt van God. De Republikeinen streven daarom naar een staat die ondergeschikt is aan God en de Bijbel, en om die reden minimalistisch is. Dat heeft niets met neoliberalisme te maken. De Democraten verdedigen de scheiding tussen kerk en staat, en de vrijheid van religie (die niet alleen freedom of religion inhoudt, maar ook freedom from religion). De vrijheid van godsdienst die de Republikeinen voorstaan, daarentegen, is een heel andere: de vrijheid om voor het enige juiste (Christelijke) geloof te kiezen, en de vrijheid voor gelovigen om ongelovigen te bekeren en te bestrijden.
As of today, I decided to no longer write weekly news items for the tennis rankings. The rankings will be published on the archive page.
In November, the qualification of the World Cup 2018 has ended with the last groups in Africa and European and intercontinental playoffs. Brazil has passed Germany for the #1 spot by their results in friendly matches.
An essay in the context of GroenLinks' discussion on party fundamentals.
Cultural clashes
Since 9/11 and the assassination of Theo van Gogh, globalization and migration have triggered political debates on cultural differences and our national identity. GroenLinks (the Green-Left party of the Netherlands) has refurbished its ideal of cultural openness by shifting its former plea for integrating while keeping one’s identity towards integrating by emancipation. Is integration as such primarily a cultural or a socio-economic issue? Our goal has always been to give newcomers and their children the chance to fully and equivalently participate in society. Until September 11, we mainly observed socio-economic barriers and solutions. But to what extent can cultural differences block integration? How will we deal with such barriers? Which demands will we subject newcomers to; which obligations will we put on them; which rights will they get in return? Is radicalization just a reaction to exclusion or injustice, or are there other causes in cultural and religious opinions that contain a political agenda (which could lead to violence)? Should we counter such opinions by political means? How tolerant should we be towards intolerance?In a globalizing world, there is a growing need for authenticity, for a definition of identity, because both indigenous and new Netherlanders feel alienated in a society in which a growing number of cultures, behaviors, values and religions coexist. How does this need relate to our cosmopolitan outlook and our values of diversity and tolerance? Do we need a sense of national identity for our values of community and solidarity? What is the rightful place of religion in our society? Why do we finance religiously affiliated education? What does the separation of church and state mean to us? Are there limits to diversity? For example, can you wear a head scarf while working in the civil service?
In order to give a better impression of the differences between the WTA-ranking and my ranking for women's tennis, I will present an analysis of the most notable differences between these rankings. I will examine three players that have been relatively overrated by WTA, and three that have been overrated by me. I will assess the causes of the difference, and explain what this means for the interpretation and use of each ranking system.
...Before that, I think I will have to give my ranking a name, with an acronym I can refer to (which I haven't done before!). I will call it my Expected Performance Level rating, or EPL-rating. In this article, and from now on, I will refer to it with that abbreviation.
Naar aanleiding van de grote vluchtelingenstromen vanuit Syrië, en de problemen met de toegang tot Europa met onder andere Hongarije die hekken plaatst langs de grenzen, heb ik een alternatief voorstel uitgewerkt voor het ontvangen van vluchtelingen en andere immigranten. Dit voorstel gaat uit van het principe dat als je een gemeenschappelijke ruimte met vrij verkeer van personen creëert, je ook bij de ingang daarvan de toegang tot alle betrokken landen moet regelen. Ik heb dit uitgewerkt tot Europese immigratiecentra langs de buitengrenzen van de EU.
In 1958 zette Isaiah Berlin in zijn inaugurele rede aan de Univeristeit van Oxford zijn twee opvattingen van vrijheid uiteen. Dit essay, opgesteld in september 2013, is een samenvatting van deze rede en een nadere persoonlijke interpretatie daarvan naar de huidige tijd.
Naar aanleiding van de recente discussie over de mazelenepidemie op de Veluwe, welke mede het gevolg is van de weigering van veel gereformeerden om zich te laten inenten, wil ik een eigen verkenning doen van het vraagstuk van verplichte inenting.
Hierbij spelen een aantal aspecten een rol:
Conclusie bijgewerkt op 31-7-2013.
Preventie in de context van de gezondheidszorg wordt in toenemende mate beschouwd als een publieke taak. Waar dit tot voor kort voornamelijk een adviserende rol betrof (neem bijvoorbeeld de consultatiebureaus) wordt preventieve gezondheidszorg steeds meer gezien in termen van regulering, toezicht en handhaving. Het autoritaire karakter van deze vorm van preventie wordt daarbij over het hoofd gezien of bewust weggeredeneerd. Ik wil het in dit essay met name hebben over preventie van niet-besmettelijke ziekten, waarbij de preventie met name bestaat uit interventies in de levensstijl van mensen. Over besmettelijke ziekten en (al dan niet verplichte) inenting heb ik een ander essay geschreven.
Om het dwingende karakter van preventie te illustreren, wil ik een uitstapje maken naar de wereld van de overheidsfinanciën. De financiële huishouding van de gemeenten staat onder toezicht van de provincies, en daarbij bestaan twee soorten toezicht: preventief toezicht en repressief toezicht. Gek genoeg geldt het preventief toezicht daarbij als het strengste regime. Dat zit zo: wanneer de gemeente zijn zaakjes goed op orde heeft, bemoeit de provincie zich niet actief met de financiën van die gemeente en grijpt alleen achteraf in op basis van de periodieke verantwoording die de gemeente aflegt. Dit achteraf ingrijpen staat bekend als “repressief toezicht”.
Wanneer een gemeente zijn zaakjes niet op orde heeft, kan de provincie preventief toezicht instellen. Dit komt erop neer dat de gemeente elke beslissing met financiële consequenties eerst ter goedkeuring moet voorleggen aan de provincie. Op die manier worden financiële problemen vooraf voorkomen door de provincie. Dit komt er dus op neer dat de gemeente onder curatele van de provincie komt te staan en daarmee zijn zeggenschap over de eigen financiën kwijt is. Essentieel hierbij is dat het niet de gemeente zelf is die aan preventie doet bij zichzelf, maar dat de provincie preventief optreedt naar de gemeente toe.
Wanneer het dus niet meer gaat om “zelf-preventie”, maar om preventief ingrijpen door een andere partij (overheid of bijv. een medisch instituut), ontstaat een regime dat strenger is dan repressie (achteraf straffen).
Let’s assume that we’re in a democratic society. The essence of a representative democracy is that we elect politicians, who then decide over the rules of society by majority. And consequentially, that we follow and respect the rules that are thus constructed.
Within this context, democratic society should be able to achieve some kind of balance between the two extremes: total state control and total individual freedom. Different political views will be debated and whoever gets the majority will decide the rules.
For representative democracy to be fully representative, politicians should make clear to voters their principles, aims and preferred methods of achieving those aims. And then they should vote accordingly. Of course, representative democracy doesn’t always work this way. The items of discussion are not always known up front, and coalition-building may lead to compromises. Furthermore, a party can be divided or unclear on certain issues, which leaves the voter in hope that their politicians will decide according to his preferences.
Thus, unfortunately, our democratic society is not flawless. Representative democracy can be vulnerable to outside pressures which can tilt the balance of power to one side or the other (state-nannyism or libertarianism). In the past, access of lobbyists for both sides of the spectrum was very similar. With the increased media-influence, however, the political process is primarily driven by control over the masses. Politicians are increasingly pressured by media to conform to “public opinion”, which seems like some form of “new democracy” but which is in fact opinion created by media. Through the use of opinion polls, junk science, pressure groups and media-picked experts, a powerful lobby is created to sway politicians towards more state-nannyism. This state-control will lead to a noticeable shift in consumption patterns, which will in turn benefit some and damage others. The ones benefited by this shift readily provide the funds for the lobbying and pseudo-research activities. These funders might include corporations, philanthropists and the state itself. Noticeable, however, is the relative lack of private donations that these pressure groups seem to get. And those that do get lots of private donations, usually get those for other activities, such as research into cures for cancer.
The movement that calls itself “Public Health” is increasingly trying to outlaw personal behaviours, that have until recently been viewed as innocuous pastimes. This development started with smoking in public indoor spaces and is being copied in other areas such as the use of alcohol, fatty foods, sugary drinks and meat. The public health movement insists that action is imminent in the battle against cancer, diabetes, heart disease and various other so-called ‘lifestyle related diseases’. And the targets for regulation have been shown, statistically, to have some sort of correlation with these ‘lifestyle related diseases’.
Does public health have a point here? And what is public health exactly? It claims to be a science-based movement, aiming to protect the health of humankind. There are two anomalies in this previous sentence. At first, the science-based claim is actually a mixture of science and speculation (i.e. opinion). Secondly, there is no such thing as the health of humankind, there is only the health of individuals, with health meaning: absence of disease. What public health primarily deals with is physical condition and the associated risks of getting diseases.
In het kader van Bevrijdingsdag, een uitstapje naar het begrip “vrijheid” en de betekenis die daaraan in het kader van Bevrijdingsdag wordt gehecht. Wij vieren “de vrijheid”, maar welke vrijheid gaat het precies om?
Als je kijkt naar het transcendente vrijheidsbegrip, zoals Immanuel Kant dat heeft gedefinieerd, dan komt vrijheid neer op de mogelijkheid die ieder mens op ieder moment heeft om moreel gezien juist (of zedelijk) te handelen. Deze vrijheid is op zich niet nader te bewijzen of te doorgronden, en is ook niet af te nemen. En dat betekent vervolgens dat dit vrijheidsbegrip niet datgene is waarover Bevrijdingsdag gaat. Deze transcendente vrijheid is immers een gegeven, en bevrijding of onvrijheid is in dezen dus een onmogelijk iets, of zoals Kant waarschijnlijk zou zeggen: ieder mens is altijd in staat om moreel juist te handelen en mag nooit een beroep doen op externe omstandigheden zoals “onvrijheid” om immoreel handelen te rechtvaardigen.
Voor mij is dus duidelijk dat Kants vrijheidsbegrip hier niet relevant is, en dan is vervolgens de vraag: welk vrijheidsbegrip dan wel? Waar het hier om gaat is een machtsvraagstuk. Ik denk daarom dat het instrumentarium van Michel Foucault mij wat meer gaat helpen. Vrijheid of onvrijheid gaat hier om de mate waarin er sprake is van een zodanige machtsongelijkheid dat er sprake is van dominantie, dat wil zeggen dat één partij volledig controleert wat de andere partij mag en kan doen. De gedomineerde partij kan zich hier alleen tegen verzetten door te protesteren, geweld te gebruiken of te vluchten, maar verandert daarmee niet de machtspositie van de dominerende partij.
Over welk soort dingen gaan de machtsstrijden dan die bepalen of er wel of geen sprake is van vrijheid?
Culturele botsingen
Globalisering en migratie hebben sinds de aanslagen van 11 september en de moord op Theo van Gogh geleid tot politieke debatten over culturele verschillen en onze nationale identiteit. GroenLinks heeft het ideaal culturele openheid een nieuwe invulling gegeven door niet meer te pleiten voor integratie met behoud van identiteit, maar voor integratie door emancipatie. Is integratie nu primair een culturele of een sociaal-economische kwestie? Ons doel is altijd geweest dat nieuwkomers en hun kinderen de kans krijgen om volledig en gelijkwaardig te participeren in de samenleving. Tot 11 september zagen wij vooral sociaal-economische barrières en oplossingen. Maar in hoeverre kunnen culturele verschillen integratie in de weg staan? Hoe gaan we daarmee om? Welke eisen willen wij stellen aan nieuwkomers; welke plichten leggen wij hen op; welke rechten staan daar tegenover? Is radicalisering alleen een reactie op uitsluiting en onrecht of zijn er ook culturele en religieuze opvattingen met een politieke agenda (die kan leiden tot geweld) die we met politieke middelen moeten bestrijden? Hoe tolerant zijn we voor intolerante opvattingen?In een globaliserende wereld is er steeds meer behoefte aan eigenheid, aan een definitie van identiteit, omdat zowel autochtonen als nieuwe Nederlanders zich vervreemd voelen in een samenleving waar steeds meer culturen, gewoonten, waarden en religies naast elkaar voorkomen. Hoe verhoudt die behoefte zich tot onze kosmopolitische instelling en onze waarden diversiteit en tolerantie? Hebben we een begrip van nationale identiteit nodig voor onze waarden gemeenschapszin en solidariteit? Wat is de plek van religie in onze samenleving? Waarom financieren we religieus onderwijs? Wat betekent voor ons de scheiding tussen kerk en staat? Zijn er grenzen aan de verscheidenheid: mag je bijvoorbeeld een hoofddoek dragen in publieke dienst?
During the last few decades (approximately since the late eighties) epidemiology has been used by both public and private sector for political purposes. Predefined political views have been scientifically legitimized by “proving” the correctness of the measures to be taken, using epidemiological “evidence”.
The problem is that epidemiology is not a medical science, but a mathematical one. It is purely a specialization of statistics. Epidemiology is therefore no more than a machine to crunch numbers. Every form of interpretation of these numbers is pure speculation and has no scientific ground whatsoever.
Epidemiology is useful, of course. It can be used very well to search for possible cause-and-effect relationships. Proving cause and effect is usually more difficult. It can be done by taking away the supposed cause and see if the effect ceases to occur. Or it can be done by actually observing the effect and analyzing the process that triggered this effect. This depending on the branch of science involved.
Solidariteit is een goed fenomeen. Solidariteit zorgt ervoor dat mensen die onvoldoende in staat zijn voor zichzelf te zorgen, hulp van anderen krijgen waardoor zij toch een waardig en zo zelfstandig mogelijk leven kunnen leiden.
In de meeste Europese landen is solidariteit geïnstitutionaliseerd in een verzorgingsstaat. De natiestaat neemt daarin de verantwoordelijkheid op zich om de zorg voor de zwakken in de samenleving te organiseren. Door dit op een zo hoog niveau te organiseren, is niemand voor de meest noodzakelijke zorg afhankelijk van toevallige netwerkstructuren van familie of kennissen. Door de solidariteit te baseren op een abstract begrip als nationaliteit, wordt de zorg voor elkaar geanonimiseerd. Je helpt elkaar als landgenoot.
Door de mondialisering, en de daarmee gepaard gaande migratiestromen en internationale contacten, wordt de nationaliteit van mensen een steeds wankelere basis voor solidariteit. De overeenkomsten tussen mensen met dezelfde nationaliteit worden steeds meer overschaduwd door diversiteit binnen de natie en door overeenkomsten tussen mensen met verschillende nationaliteiten. Gevoelsmatig willen mensen best solidair zijn met anderen, maar dan liefst wel met mensen met wie ze iets wezenlijk gemeenschappelijks delen. Een gedeelde nationaliteit is daarvoor hoe langer hoe minder toereikend.
This document is a short abstract of the Dutch compilation “Moderne Franse filosofen” by Th. de Boer et al., Kok Agora, Kampen, Netherlands, 1993. This booklet contains eight transcripts of lectures given at the University of Amsterdam in 1992.
They concern the following philosophers respectively:
Michel Foucault, Paul Ricoeur, Luce Irigaray, Jean Baudrillard, Emmanuel Levinas, Jacques Derrida, Jean-François Lyotard and Julia Kristeva.
All of them are modern day philosophers who have performed their philosophic work mostly in Paris.
Migratie is van alle tijden, stelt de visie van GroenLinks (concept november 2004).
Dat mag dan wel zo wezen maar deze algemene stelling miskent de grote veranderingen die in de mondiale mensheid plaatsvinden in het huidige tijdsgewricht.
Het huidige denken gaat sterk uit van een nationalistische invalshoek: migratie wordt bezien in relatie tot de positie van de nationale staat, nationaliteiten, inburgering in de nieuwe staat, etcetera.
Daarnaast valt mij op dat GroenLinks erg sterk blijft hangen in een sociaal-economisch perspectief. Het marxistische gedachtengoed zit diep, zullen we maar zeggen. Het meest schrijnend is de volgende combinatie van passages: “Gebrek aan perspectief thuis is een belangrijk motief om elders op zoek te gaan naar lotsverbetering. .... Door arme landen te helpen bij hun economische ontwikkeling verdwijnen vanzelf de migratiemotieven.” (cursivering MS)
Bovenstaande passage is een grove miskenning van de aanwezigheid van andere motieven voor migratie. Motieven die bovendien in belang almaar toenemen.
Integratie is een proces dat zich afspeelt in het spanningsveld tussen individuele identiteit en de normen en waarden van verschillende groepen.
Vanaf een bepaalde leeftijd nemen mensen deel aan meerdere groepen en ervaren daarbij bewust verschillen in normen. De waterscheiding ligt ergens rond de 10 jaar. De een is jonger dan de ander wanneer deze zich bewust wordt van het fenomeen groepsvorming, maar groepsvorming begint pas echt onder de middelbare schooljeugd. Op jongere leeftijden is dat proces nog niet sterk genoeg om van integratieproblematiek te spreken. Jonge kinderen zijn ook nog niet bezig met identiteitskwesties. Groepskwesties op die leeftijd komen veelal voort uit de houding van ouders ten opzichte van bepaalde groepen.
De eerste groep waar eenieder deel van uit maakt is de eigen familie. Deze kan op haar beurt weer geworteld zijn in bepaalde grotere groepen. Op een zekere leeftijd vind je een vriendengroep die een zekere eigen identiteit heeft. Als die vriendengroep en de grotere verbanden waarin die zich begeeft weinig overlap vertonen met de groepen waaraan je familie gelieerd is dan kunnen spanningen ontstaan. Die kunnen van individuele psychische aard zijn (identiteitscrisis) of je kunt geheel of gedeeltelijk buitengesloten worden in een van de groepen (groepsnormen), doordat de ene groep zich actief afzet of distantieert van de andere groep. Deze twee spanningen kunnen elkaar versterken.
In sommige gevallen is het mogelijk om met deze spanningen om te gaan door jezelf maar beperkt bloot te geven of een van de groepsculturen te veranderen. In andere is er geen andere optie dan uit een groep te stappen. En in de regel op zoek te gaan naar een andere groep die geen conflicten oplevert met je resterende groepslidmaatschappen.
Wat is integratie nu precies? Om het debat zuiver te voeren is het zaak om dit begrip scherp te definiëren. Het debat wordt gevoerd op het niveau van individuen: “het individu moet integreren in de Nederlandse samenleving”. Het vervelende is alleen dat de Nederlandse samenleving een samenraapsel is van allerlei groepen die elkaar voor een deel ook weer uitsluiten. GroenLinkse neo-nazi’s ken ik bijvoorbeeld niet: deze groepen (GroenLinksers en neo-nazi’s) overlappen elkaar niet of nauwelijks en zetten zich actief tegen elkaar af. “De” Nederlandse samenleving is dus geen groep, en je kunt er dus ook niet rechtstreeks in integreren. Als individu bepaal je van welke groepen je deel wilt uitmaken (en hoopt dat die jou ook accepteren). De samenhang van de samenleving in een bepaald geografisch gebied (bijvoorbeeld de gemeente Amersfoort) wordt bepaald door de mate waarin subsystemen van groepen zijn te onderkennen die nauwelijks overlap vertonen met andere subsystemen. Zijn er grote groepen van de bevolking die compleet langs elkaar heen leven?
In his book "The Mystery of Capital", Hernando de Soto argues that the reason the Third World lags behind the West is the fact that the Third World lacks formal property systems which allow assets to be turned into capital.
In the prophetic book "Netocracy" by Alexander Bard and Jan Söderqvist, it is argued that the emergence of Internet as a means for distributing information and building networks will lead to a new power hierarchy, in which people with supreme knowledge and networking skills will rule over everyone else, including capitalism’s elite: the bourgeoisie. Bard and Söderqvist argue that informationalism will make capitalist institutions, such as the enterprise, the nation state and the university, obsolete.
The problem I have with these two books is that they both state a case which is, to me, plausible, but that I feel they are in some ways contradictory. This bugs me, because both books have essential elements in them which are, and have been, decisive for my personal future.
In this document I will try to find out what the discrepancy is, and I will examine ways in which to resolve this discrepancy. Ultimately I hope to be able to choose one way to incorporate both views into my personal world view. I might have to disregard some things from either theory to achieve that.
Het boek "Netocracy; the new power elite and life after capitalism" van Alexander Bard en Jan Söderqvist zet mij flink aan het denken over de begrippen mobilisme en totalisme, en de rol van de ethiek in een op mobilisme gebaseerde samenleving. De reden waarom dit mij zo intrigeert is dat ik zelf een aanhanger ben van het gedachtegoed van Kant, dat door Bard en Söderqvist als totalistisch wordt betiteld, terwijl ik ook in het mobilistische denken veel van mijn eigen gedachten terugvind.
De mobilistische stroming in de filosofie wordt gedomineerd door filosofen als Nietzsche en Deleuze, en in vroeger tijden Heraclitus en het Taoisme; de totalistische stroming vindt zijn oorsprong bij Socrates en Plato, en mondt uit richting Kant en Marx, waarbij Kant al wel mobilistische trekjes in zijn filosofie heeft.
Het totalisme kenmerkt zich door de veronderstelling dat er een zekere absolute waarheid of goedheid bestaat, gerelateerd aan het doel van het menselijk bestaan. Het mobilisme stelt dat de mensheid geen doel heeft, maar dat er slechts sprake is van een continue beweging; volgens Nietzsche: alles wordt iets, niets is iets. Daarbij wordt de identiteit van een individu bepaald door krachten die tussen dat individu en andere groepen of individuen werken. Die krachten zijn continu in beweging.
Het totalisme zoekt naar antwoorden op vragen die mensen zichzelf stellen in de zin van: hoe dien ik in deze situatie te handelen? Kant heeft bijvoorbeeld een aantal fundamentele principes geformuleerd aan de hand waarvan een mens zijn eigen route zou moeten willen bepalen. Het mobilisme benadert dergelijke vragen veel pragmatischer. De juiste manier om te handelen is die manier die door jouw omgeving wordt geaccepteerd. Het mobilisme redeneert vanuit de omgeving naar het individu toe, terwijl het totalisme redeneert vanuit het individu.
Mijn vraag is vooral hoe tegenstrijdig deze visies nou helemaal zijn, als je ziet dat zowel Kant als de Bijbel stelt dat je in contact met de medemens jezelf in de plaats van de ander moet denken. Ook daar wordt dus gesteld dat je moet kijken naar je omgeving om zelf goed te kunnen handelen. Ik heb het gevoel dat er twee dingen tegenover elkaar worden geplaatst die helemaal niet zo tegenstrijdig zijn.
Michel Foucault (1926-1984), French philosopher / historian
Foucault is a philosopher who sees philosophy not as a search for truth, as most contemporary philosophers have done. Foucault is not concerned with arriving at some final, objective truth, but with finding out why Western culture has been so dominated by the search for truth. “Why truth?” Foucault asks.
He started his philosophical career investigating the institutions of the nation state which are aimed at influencing human behaviour. His focus was especially aimed at mental institutions and prisons, and their relation to the shifts in the dominant boundary between good and bad behaviour, or sane and insane minds, over a period of time. This research uncovered the role of the nation state in defining ‘good’ and ‘bad’, ‘sane’ and ‘insane’, and showed this power of definition was used primarily for the good of the state itself.
In het debat dat door Jan Peter Balkenende is ontketend, wordt onvoldoende onderscheid gemaakt in de verschillende niveaus waarop je naar de multiculturele samenleving kan kijken. Doordat de manier waarop iemand persoonlijk omgaat met cultuurverschillen onder een noemer wordt gebracht met ‘integratie in de nationale cultuur’ krijgt het debat een onaangename wending.