Essays by Topic:
Essays by Language:

Verkenning van de Vrijheid

In het kader van Bevrijdingsdag, een uitstapje naar het begrip “vrijheid” en de betekenis die daaraan in het kader van Bevrijdingsdag wordt gehecht. Wij vieren “de vrijheid”, maar welke vrijheid gaat het precies om?

Als je kijkt naar het transcendente vrijheidsbegrip, zoals Immanuel Kant dat heeft gedefinieerd, dan komt vrijheid neer op de mogelijkheid die ieder mens op ieder moment heeft om moreel gezien juist (of zedelijk) te handelen. Deze vrijheid is op zich niet nader te bewijzen of te doorgronden, en is ook niet af te nemen. En dat betekent vervolgens dat dit vrijheidsbegrip niet datgene is waarover Bevrijdingsdag gaat. Deze transcendente vrijheid is immers een gegeven, en bevrijding of onvrijheid is in dezen dus een onmogelijk iets, of zoals Kant waarschijnlijk zou zeggen: ieder mens is altijd in staat om moreel juist te handelen en mag nooit een beroep doen op externe omstandigheden zoals “onvrijheid” om immoreel handelen te rechtvaardigen.

Voor mij is dus duidelijk dat Kants vrijheidsbegrip hier niet relevant is, en dan is vervolgens de vraag: welk vrijheidsbegrip dan wel? Waar het hier om gaat is een machtsvraagstuk. Ik denk daarom dat het instrumentarium van Michel Foucault mij wat meer gaat helpen. Vrijheid of onvrijheid gaat hier om de mate waarin er sprake is van een zodanige machtsongelijkheid dat er sprake is van dominantie, dat wil zeggen dat één partij volledig controleert wat de andere partij mag en kan doen. De gedomineerde partij kan zich hier alleen tegen verzetten door te protesteren, geweld te gebruiken of te vluchten, maar verandert daarmee niet de machtspositie van de dominerende partij.

Over welk soort dingen gaan de machtsstrijden dan die bepalen of er wel of geen sprake is van vrijheid?

Foucault richt zijn pijlen vooral op waarheden, en de mate waarin er verschillende versies van waarheden in omloop zijn of niet. Op het moment dat één versie van de waarheid boven elke twijfel wordt verheven, dan ontstaat onvrijheid. Vrijheid is het recht om te twijfelen aan verkondigde waarheden. Dit kan worden doorvertaald naar de vrijheid van meningsuiting, welke tot doel heeft om een definitieve versie van de waarheid voor eeuwig op te schorten. De vrijheid van godsdienst is wat dat betreft eigenlijk een variant van de vrijheid van meningsuiting.

Daar waar waarheden boven elke twijfel worden verheven, is de verleiding groot om verdergaande regelgeving te baseren op dit soort waarheden. “Waarheden” kunnen daarbij zowel uit de religie als uit de wetenschap afkomstig zijn. Het buiten de discussie plaatsen van waarheden slaat elke vorm van discussie dood, en tornt niet alleen aan de vrijheid van meningsuiting, maar ook aan gedragsvrijheden die behoorlijk basaal kunnen zijn.

Om een voorbeeld te noemen: het verbod op ontkenning van de Holocaust of de Armeense genocide. Een dergelijk verbod leidt ertoe dat elke vorm van kennistoename over deze onderwerpen onmogelijk wordt, omdat de huidige versie van de geschiedschrijving daarvan tot waarheid boven elke twijfel wordt verklaard. Hoe sympathiek zo’n verbod ook is bedoeld, zelfs hiermee wordt de principiële grens van een introductie van onvrijheid overschreden.

Een ander voorbeeld: de stelling van een (behoorlijk dominante) groep klimaatwetenschappers dat de invloed van de mens op het klimaat onomstotelijk is bewezen – een claim die door een andere groep klimaatsceptici wordt bestreden. Onomstotelijk bewijzen kan niet in de wetenschap, en dat zouden serieuze wetenschappers als eerste moeten bekennen. Degenen die dat niet doen gedragen zich niet als wetenschappers, maar als lobbyisten voor een bepaald standpunt. Wat vooral van belang is, is dat beide invalshoeken in het debat vertegenwoordigd blijven en inhoudelijke meningsverschillen zichtbaar blijven, zonder dat dat gepaard gaat met persoonlijke aanvallen op degenen die de dominante mening niet onderschrijven. Als de politiek dit soort wetenschappelijke waarheden als onomstotelijk bewezen gaat beschouwen, dan zullen de gevolgen voor de individuele vrijheid direct merkbaar worden in de vorm van nieuwe plichten en verboden.

De grootste hedendaagse bedreigingen voor de vrijheid hebben te maken met bovenstaande bewegingen. In sterk religieuze maatschappijen komen de onomstotelijke waarheden vooral voort uit de religieuze geschriften, echter er zijn in democratische landen weinig religies die een zodanige meerderheid op de been weten te krijgen dat dat een bedreiging voor de vrijheid vormt. In sommige Arabische landen is dat wel het geval (ook nieuw-democratische zoals Algerije en Egypte). In meer geseculariseerde maatschappijen komt de bedreiging vooral uit wetenschappelijke hoek, daar waar de wetenschap is geïnfiltreerd door beleidslobby’s. Dit kan de vorm krijgen van wetenschappers die uit idealisme een bepaald denkbeeld willen ondersteunen met wetenschappelijk bewijs en van lobbygroepen die, door op grote schaal wetenschappelijk onderzoek te financieren, de “wetenschappelijke consensus” in een bepaalde richting weten te duwen, puur door de hoeveelheid publicaties. Dit laatste gebeurt bijvoorbeeld door de anti-rooklobby, die zwaar is gesponsord door de farmaceutische industrie en grote bijdragen krijgt van nationale overheden (vooral de Amerikaanse). De beleidslobby’s die hier uit voortvloeien, worden maar al te graag “bovenlangs” gespeeld, via wereldwijd opererende organen zoals de WHO en het IPCC, die niet al te democratisch zijn maar wel heel veel invloed hebben op nationale en supranationale overheden. Een selecte groep invloedrijke (en zeer zeker niet neutrale) media wordt hierbij ook ingeschakeld, om de druk op de volksvertegenwoordiging maximaal op te voeren. De onderwerpen waarop deze beleidslobby’s via de wetenschap worden gespeeld zijn met name milieu en gezondheid, met een sterke voorkeur voor regulering van individuele consumptie.

Volgens mij is de bedreiging voor de vrijheid via de wetenschappelijke lijn veel groter dan die via de religieuze lijn, omdat de laatste vooral leidt tot segregatie terwijl de eerste een algemeen geldende pretentie heeft. Vluchten voor wetenschappelijke waarheden is zinloos, terwijl vluchten voor religieuze bewinden tot de mogelijkheden behoort (door de nog steeds aanwezige religieuze diversiteit in de wereld).

Voor wat het waard is: ook de Nazi’s hadden er een handje van om hun overtuigingen m.b.t. de superioriteit van het Arische ras en de minderwaardigheid van joden, zigeuners, homo’s en anderen te onderbouwen met wetenschappelijke bewijzen. Waarmee ik niet de klimaatfanatici en anti-rokers op één lijn wil zetten met Nazi’s, maar wel dat de wetenschappelijke instrumenten die zij inzetten ook eerder door de Nazi’s zijn toegepast. En dat het misbruiken van wetenschap voor politieke lobby-doeleinden in het verleden heeft geleid tot stringente inperkingen van vrijheden van mensen. Deze geschiedenis lijkt zich te herhalen. De ernst ervan is nu nog lang niet op het niveau van destijds, maar er zijn al wel extreme situaties bereikt de afgelopen jaren, zoals het verbod op het dragen van parfums en deodoranten op diverse plaatsen in Noord-Amerika (o.a. Nova Scotia, Canada). Voor meer voorbeelden verwijs ik graag naar een aantal boeken van Christopher Snowdon (“Velvet Glove, Iron Fist” en “The Art of Suppression”) en zijn blog.

Welke vrijheden zijn hier nu echt in het geding?
Ten eerste de vrijheid van meningsuiting. Gefundeerde kritiek op de “wetenschappelijke consensus” kan over sommige onderwerpen nauwelijks meer worden geuit zonder risico op karaktermoord, en bovendien worden door invloedrijke media (waaronder gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften zoals de British Medical Journal) kritische geluiden die tegen de consensus ingaan stelselmatig genegeerd. Daarmee wordt de kwaliteit van de wetenschap stelselmatig uitgehold, echter met de geloofwaardigheid loopt het zo’n vaart nog niet (Diederik Stapel wordt nog algemeen beschouwd als een incident). Bovendien leidt een blokkade van de toegang tot invloedrijke media (communicatiekanalen!) tot een grote beperking van de mogelijkheden om meningen te verspreiden. Dit is toch wel het hoofddoel van “meningsuiting”: een geuite mening moet ook te ontvangen zijn door anderen.

Ten tweede de vrijheid van consumptie. Dit is een wat grijzer gebied, omdat deze vrijheid is ingeperkt door de beperkte duurzame productiecapaciteit van onze planeet, en door de afvalstoffen die productie en gebruik met zich meebrengen. De mate waarin inperking acceptabel is, wordt echter in grote mate bepaald door kennis van de feitelijke productiecapaciteit en van de schadelijkheid van de afvalstoffen die worden geproduceerd (zowel voor de mens, als voor de biodiversiteit, als voor het klimaat). Voor deze kennis is de politiek extreem afhankelijk van de wetenschap, en als de wetenschap zelf daarbij politiek gekleurd is, dan leidt dat niet tot het gewenste kennisniveau maar vooral tot geloofsdiscussies over de gewenste koers en de gewenste boodschap aan het volk. De risicomijdende houding van de politiek, welke het gevolg is van de afrekencultuur in de media, leidt bovendien tot veelvuldig toepassen van het voorzorgprincipe. Het effect daarvan is dat de consumptievrijheid veel verder wordt ingeperkt dan op basis van onafhankelijk onderzoek nodig zou zijn. Onafhankelijk onderzoek, dat door de beperkingen in de vrijheid van meningsuiting nauwelijks meer mogelijk is.

Zie hier een zeer reële bedreiging voor onze verworven vrijheid, die zich sluipenderwijs aan het voltrekken is. De Angelsaksische landen (VS, Australië, Canada, Groot-Brittannië, Ierland) nemen hierbij het voortouw, maar de rest van Europa lijkt hun voorbeeld te gaan volgen (met de Europese Commissie als belangrijkste sponsor). Overigens vind ik het een verdienste van het gevallen kabinet Rutte dat zij enig tegengas tegen deze ontwikkeling hebben geboden, zoals de afzwakking van de rookverboden in de horeca. Hopelijk is dit niet alleen van de PVV afhankelijk geweest. Het zou mij een lief ding waard zijn als andere vrijheidslievende partijen, zoals D66 en GroenLinks, deze pas op de plaats op waarde zouden weten te schatten en niet blijven afdoen als PVV-“Henk en Ingrid”-populisme. En niet hun ziel verkopen aan de gezondheids- en milieulobby’s, maar deze ook kritisch blijven beoordelen op de onderbouwing van hun voorstellen en de kwaliteit van de onderliggende wetenschap.

Michiel van de Sande, 4 mei 2012