In het debat dat door Jan Peter Balkenende is ontketend, wordt onvoldoende onderscheid gemaakt in de verschillende niveaus waarop je naar de multiculturele samenleving kan kijken. Doordat de manier waarop iemand persoonlijk omgaat met cultuurverschillen onder een noemer wordt gebracht met ‘integratie in de nationale cultuur’ krijgt het debat een onaangename wending.
Culturen vormen zich door de interactie van mensen met elkaar en met hun omgeving. Deze interactie vindt over het algemeen plaats in kleine groepen: gezinnen, de straat, de schoolklas, de vereniging, de collega’s op het werk. Elke groep kent zo zijn eigen omgangsvormen, en de meeste mensen bewegen zich in meerdere van deze groepen. Ondertussen moeten zij iedere keer omschakelen van de omgangsvormen in de ene groep naar de omgangsvormen in de andere groep. Met vrienden op school ga je anders om dan met je ouders, om maar eens een voorbeeld te noemen.
Voor de meesten van ons is dit vanzelfsprekend, en vormt dit geen probleem. Dat wordt anders op het moment dat de verschillende groepsculturen waarin iemand zich beweegt zo verschillend zijn, dat het nauwelijks meer mogelijk is om een soort eigen stijl te ontwikkelen die bij al die groepsculturen past. Het gevolg is dat zo’n individu buiten een groep kan vallen, hetzij omdat de groep zijn gedrag niet accepteert, hetzij omdat hij zelf beseft dat de groep niet bij zijn eigen normen past en daarom de groep verlaat. Een Marokkaanse jongen die door de sterke beïnvloeding door de mondige en brutale omgangsvormen van veel Nederlandse jongeren in conflict komt met zijn ouders, kan er dan voor kiezen om zich van zijn familie te distantiëren en het grootste deel van zijn tijd met vrienden op straat door te brengen. Op straat kan zich in de betreffende vriendenkring vervolgens een subcultuur vormen die door anderen als een bedreiging wordt ervaren.
In het huidige debat wordt ten aanzien van dergelijke situaties veel te snel de schuldvraag gesteld, in plaats van de mechanismen achter het fenomeen beter te analyseren en de oorzaken te bestrijden.
Michiel van de Sande, 1 februari 2002