Het boek "Netocracy; the new power elite and life after capitalism" van Alexander Bard en Jan Söderqvist zet mij flink aan het denken over de begrippen mobilisme en totalisme, en de rol van de ethiek in een op mobilisme gebaseerde samenleving. De reden waarom dit mij zo intrigeert is dat ik zelf een aanhanger ben van het gedachtegoed van Kant, dat door Bard en Söderqvist als totalistisch wordt betiteld, terwijl ik ook in het mobilistische denken veel van mijn eigen gedachten terugvind.
De mobilistische stroming in de filosofie wordt gedomineerd door filosofen als Nietzsche en Deleuze, en in vroeger tijden Heraclitus en het Taoisme; de totalistische stroming vindt zijn oorsprong bij Socrates en Plato, en mondt uit richting Kant en Marx, waarbij Kant al wel mobilistische trekjes in zijn filosofie heeft.
Het totalisme kenmerkt zich door de veronderstelling dat er een zekere absolute waarheid of goedheid bestaat, gerelateerd aan het doel van het menselijk bestaan. Het mobilisme stelt dat de mensheid geen doel heeft, maar dat er slechts sprake is van een continue beweging; volgens Nietzsche: alles wordt iets, niets is iets. Daarbij wordt de identiteit van een individu bepaald door krachten die tussen dat individu en andere groepen of individuen werken. Die krachten zijn continu in beweging.
Het totalisme zoekt naar antwoorden op vragen die mensen zichzelf stellen in de zin van: hoe dien ik in deze situatie te handelen? Kant heeft bijvoorbeeld een aantal fundamentele principes geformuleerd aan de hand waarvan een mens zijn eigen route zou moeten willen bepalen. Het mobilisme benadert dergelijke vragen veel pragmatischer. De juiste manier om te handelen is die manier die door jouw omgeving wordt geaccepteerd. Het mobilisme redeneert vanuit de omgeving naar het individu toe, terwijl het totalisme redeneert vanuit het individu.
Mijn vraag is vooral hoe tegenstrijdig deze visies nou helemaal zijn, als je ziet dat zowel Kant als de Bijbel stelt dat je in contact met de medemens jezelf in de plaats van de ander moet denken. Ook daar wordt dus gesteld dat je moet kijken naar je omgeving om zelf goed te kunnen handelen. Ik heb het gevoel dat er twee dingen tegenover elkaar worden geplaatst die helemaal niet zo tegenstrijdig zijn.
Wat wel blijkt uit de meeste totalistische visies is dat er vanuit wordt gegaan dat er een absolute waarheid is die in de loop der tijd niet mag veranderen. Met name waar het morele oordelen betreft leidt dit tot allerlei machtsconstructies die mensen onderwerpen aan een vooraf vastgesteld en statisch waardenpatroon. Fundamentalisme noem ik dat, en ja, dat is een machtsinstrument. Maar fundamentalisme vind ik nog iets anders dan het accepteren van het bestaan van goed en kwaad.
Kant stelt dat de ware toetssteen van goed en kwaad, in het praktische gebruik, in jezelf zit, in de vorm van de stem van je geweten. Kant ziet dit als iets transcendents.
Mobilisten als Darwin en Deleuze stellen dat het geweten iets genetisch geprogrammeerds is, dat mensen in staat stelt beter met elkaar samen te leven. Het is dus iets natuurlijks, en niet iets transcendents. Daar valt op zich wel wat voor te zeggen, en ik ben benieuwd of daar ooit bewijzen voor gevonden worden.
Wat Kant zegt is dat hij gelooft dat de stem van zijn geweten een universele waarde heeft, en in principe iedereen een gelijksoortige boodschap meekrijgt van zijn geweten. Hij gelooft dat er een universele morele wet is, maar stelt dat er geen mensen zijn die deze universele wet in zijn volledige omvang kennen. Hij ziet het verschuiven van de ethische normen in de praktijk als een verandering van het inzicht dat mensen hebben in wat de universele morele wet is. Dit heeft weer iets mobilistisch.
De meerwaarde die het universele karakter van de morele wet heeft voor de mens, is dat deze hem in staat stelt om ook het gedrag van anderen actief te toetsen aan deze norm, en daarover de discussie aan te gaan. Dit kan het samenleven van mensen weer versterken; de behoefte om dat zo te zien kan best genetisch bepaald zijn. Is dit dan een gemeenschappelijk kenmerk van alle mensen?
Kant stelt dat het zinloos is om over goed en kwaad te praten als je geen absolute norm veronderstelt waaraan je zou kunnen toetsen of iets goed of kwaad is. Dat het gedrag van mensen niet conform die norm is, hoeft nog lang niet te bewijzen dat die gedachte een hersenschim is, zijn min of meer zijn bewoordingen.
De mobilisten houden zich niet zo bezig met deze interne dilemma’s van het individu. Zij zijn veel meer gericht op machtsaspecten van mensen binnen de totale mensheid of binnen bepaalde groepen, en de dynamiek van die machtsstrijd in de tijd. De mobilistische filosofie stelt dus andere vragen. Deze zijn meer antropologisch van aard en minder ethisch; macht is een neutraal concept voor de mobilisten. Afhankelijk van het soort vragen dat een mens zich stelt, is een andere tak van filosofie relevant. Ik vind het nogal onzinnig om te stellen dat de ene filosofische tak de andere overvleugelt, qua geloofwaardigheid.
Mijn opvatting zal wel te maken hebben met mijn Kantiaanse overtuiging, die absoluut niet fundamentalistisch is, terwijl Bard en Söderqvist zich juist tegen de fundamentalistische stromingen van het totalisme willen afzetten.
Het mobilisme stelt andere vragen dan het totalisme. Het gaat hen meer om hoe het individu zich kan aanpassen aan zijn omgeving, om van daaruit verbetering van zijn omstandigheden te bereiken. Het hier en nu is daarbij bepalend, en niet een of ander ideaalbeeld voor de toekomst. Hier zit volgens mij toch iets tegenstrijdigs in, omdat er wel enige verbetering wordt nagestreefd maar niet duidelijk is wat beter en wat slechter is, en voor wie dan. Wat vooral van belang is, is dat de mobilisten het ego zien als product van de omgeving, en niet als een vaststaand gegeven.
Het gevaar van een te ver doorschietend mobilisme is een volledige afwezigheid van enig moreel besef en een volledige focus op behoeftenbevrediging op korte termijn. Oftewel hedonisme. In zijn extreme vorm: het najagen van zoveel mogelijk verschillende en zo extreem mogelijke ervaringen.
Ik heb moeite om deze levensstijl te accepteren als consequentie van het volledig wegredeneren van enige vorm van ethiek. Mobilisme probeert ultieme waarheden, vooruitgang en beloningen in een verre toekomst te ontmaskeren als zijnde illusies en obsessies, aldus Bard en Söderqvist. Een waardevolle kritische bijdrage, die in lijn is met het kriticisme van Kant. Echter, bij het bepalen van je eigen keuzes is dat een lastige denklijn. Het is wel waardevol bij het voorkomen dat anderen jou gaan vertellen wat je moet doen. Kant verdedigt zijn geloof in ultieme waarheden en beloningen in een verre toekomst (na het leven) door te stellen dat deze zaken transcendent zijn en dat wij er daarom niets over kunnen weten. Voor de mobilisten zijn blijkbaar alleen die zaken relevant waarover wij daadwerkelijk dingen kunnen weten. Zij doen niet aan geloof, althans dat willen ze doen geloven...
Kant zegt ook: het overbrengen van moraal moet je doen door het goede voorbeeld te geven en door mensen aan te spreken op de wijsheid die zij reeds bezitten. Je moet je eigen normen dus niet als dogma’s opleggen aan een ander maar deze in vragende vorm voorleggen en daarover een discussie aangaan, zonder daarbij tot een winnaar te hoeven komen. Op deze manier is het totalisme van Kant volgens mij prima te verenigen met het mobilisme van Nietzsche en Deleuze.
Sterker nog: als ik lees dat Nietzsche en Deleuze het bestaan zien als een continu conflict tussen krachten in verschillende richtingen met een steeds schuivende machtsbalans, dan vraag ik mij af: zijn deze krachten waarneembaar, nu of in de toekomst? Of zijn dit transcendente krachten? Ik vermoed eigenlijk het laatste: je moet geloven dat zulke krachten werken om als een echte mobilist te kunnen denken. En daarmee zijn we terug bij het Kantiaanse metafysica-gedachtengoed van de scheiding tussen de waarneembare wereld en de transcendente wereld.
De mobilisten zetten volgens mij een andere transcendente wereld neer in plaats van die van God, de morele wetten, vrijheid en onsterfelijkheid. De bescherming van die transcendente wereld veronderstelt acceptatie van het metafysische gedachtegoed van Kant. Dit is hoogstwaarschijnlijk wat Bard en Söderqvist bedoelen met “Immanuel Kant threw the door open, but it was Nietzsche who took the first step into the new world view.” Het metafysische gedachtegoed van Kant gaf Nietzsche de mogelijkheid om voor Kants geloof in het goede, in God, een ander transcendent beeld in de plaats te zetten.
Wat wil ik hier zelf mee? Eenvoudigweg gezegd lijkt mij de ethische lijn van Kant zeer geschikt voor het kiezen van mijn eigen weg in deze wereld, terwijl de mobilistische lijn heel geschikt is om de ontwikkelingen om mij heen te duiden en te analyseren. Ik wil ze dus naast elkaar gebruiken. En dat kan ook, want wat ik zou moeten doen (uit ethische overwegingen) is niet hetzelfde als wat gebeurt. Bij het gebruik van de ethische lijn van Kant is het daarom des te belangrijker om te zorgen dat het oordeel echt uit jezelf komt en niet door de omgeving is ingegeven. In de praktijk is dat lastig en zul je vaak kiezen uit opties die door verschillende bronnen worden aangedragen, waarbij dan de vraag is: wie vertrouw ik en wie niet. Echt onafhankelijk denken is een kunst en vergt tijd. Maar het kan wel!
"Thought produces the ego", is het mobilistisch credo, en dat gaat hier prima op. Het ego moet ik dan denk ik gelijk stellen aan het karakter, dat je volgens Kant altijd moet verwerven, dus niet genetisch is bepaald.
4 augustus 2004
Naar aanleiding van mijn lezing van "Breekbare vrijheid: de politieke ethiek van de zorg voor zichzelf" van Michel Foucault krijg ik sterk het gevoel dat mijn eerdere beschouwing over totalisme en mobilisme hout snijdt.
Foucault is een duidelijke exponent van het mobilisme, en een directe inspiratiebon voor Deleuze, maar hij neemt geen afstand van de ethiek. Foucault ziet ethiek als vrijheidspraktijken. Dit komt neer op hoe individuen in de praktijk omgaan met de vrijheid zoals die door Kant is geformuleerd. Waar hij als mobilist echter sterk op gericht is, is om de geïnstitutionaliseerde moraal te bekritiseren om te zien of daarmee geen machtsspel wordt bedreven. Door zich hierop te richten is hij er ook achter gekomen dat de Grieken in het verleden zich sterk hebben gericht op de “zorg voor zichzelf”. Deze zorg hield in het zodanig leren besturen van jezelf dat je een moreel handelend mens wordt. Dit moreel handelende mens houdt wel rekening met anderen, maar handelt op basis van zelf getoetste en wellicht zelf ontdekte principes en regels en laat zich dus niet leiden door een of andere autoriteit die een bepaald gedrag voorschrijft.
Foucault schept de ruimte voor mensen om zelf hun weg te bepalen en schrijft (in lijn met zijn houding!) niet voor welk gedrag het goede is. Dus ook niet of gekozen moet worden tussen zelf nadenken of je laten leiden. Impliciet blijkt wel waar zijn voorkeur naar uit gaat. Belangrijker is dat mijn eigen voorkeur uitgaat naar het zelf nadenken. Het is echter goed voorstelbaar dat er anderen zijn die zich liever laten leiden (zelfs om ethische redenen!) door een ander.
De conclusie hieruit moet luiden dat Bard en Söderqvist wel erg kort door de bocht met het fenomeen ethiek zijn omgegaan. Door te stellen dat alle behandeling van morele vraagstukken alleen met macht te maken heeft, maken zij een karikatuur van Foucault en van Kant. En waarschijnlijk zelfs van Nietzsche. Deze machtsredenering gaat alleen op daar waar het gaat om het vinden van absolute waarheden of absoluut onderscheid tussen goed en kwaad. In dat geval wordt het namelijk mogelijk om dit absolute onderscheid als machtsinstrument te gebruiken om mensen in een keurslijf te dwingen. Kant stelt dat je als denkend mens ervan uit mag gaan dat er een absoluut goed en kwaad bestaat, maar dat je er ook van uit moet gaan dat het niemand gegeven is om dat absolute goed of kwaad juist te verwoorden. Op die manier word je ertoe aangezet om daar zelf over na te denken en niet te vertrouwen op het oordeel van een ander, ongeacht de vermeende autoriteit die die ander heeft.
Eigenlijk passen de beelden van Kant en Foucault heel goed bij elkaar. En zo bezien hoef ik daar dus geen moeite mee te hebben.
De keerzijde van dit vertoog is natuurlijk wel dat mijn eigen oordeel van goed of kwaad alleen bruikbaar is voor mijn eigen handelen. Invloed op andere zaken is er niet meer. Ik kan daar wel wat van vinden maar niemand vraagt om mijn mening. Dit is de “plurocracy” waar Foucault op heeft gewezen als mogelijke toekomstige maatschappijvorm (volgens Bard en Söderqvist).
De conclusie van Bard en Söderqvist dat Kant in de hoek van de totalisten thuis zou horen deel ik niet. Kant heeft juist gesteld de hoogste toetssteen der waarheid in je eigen rede te zoeken. Dit is niet totalistisch. Wel is het zo dat Kant nog een behoorlijke waarde hecht aan de waarheid als fenomeen. Dit is wel typisch iets voor totalisten, echter Kant heeft niet de pretentie absolute waarheden te willen formuleren.