An essay in the context of GroenLinks' discussion on party fundamentals.
Cultural clashes
Since 9/11 and the assassination of Theo van Gogh, globalization and migration have triggered political debates on cultural differences and our national identity. GroenLinks (the Green-Left party of the Netherlands) has refurbished its ideal of cultural openness by shifting its former plea for integrating while keeping one’s identity towards integrating by emancipation. Is integration as such primarily a cultural or a socio-economic issue? Our goal has always been to give newcomers and their children the chance to fully and equivalently participate in society. Until September 11, we mainly observed socio-economic barriers and solutions. But to what extent can cultural differences block integration? How will we deal with such barriers? Which demands will we subject newcomers to; which obligations will we put on them; which rights will they get in return? Is radicalization just a reaction to exclusion or injustice, or are there other causes in cultural and religious opinions that contain a political agenda (which could lead to violence)? Should we counter such opinions by political means? How tolerant should we be towards intolerance?In a globalizing world, there is a growing need for authenticity, for a definition of identity, because both indigenous and new Netherlanders feel alienated in a society in which a growing number of cultures, behaviors, values and religions coexist. How does this need relate to our cosmopolitan outlook and our values of diversity and tolerance? Do we need a sense of national identity for our values of community and solidarity? What is the rightful place of religion in our society? Why do we finance religiously affiliated education? What does the separation of church and state mean to us? Are there limits to diversity? For example, can you wear a head scarf while working in the civil service?
Culturele botsingen
Globalisering en migratie hebben sinds de aanslagen van 11 september en de moord op Theo van Gogh geleid tot politieke debatten over culturele verschillen en onze nationale identiteit. GroenLinks heeft het ideaal culturele openheid een nieuwe invulling gegeven door niet meer te pleiten voor integratie met behoud van identiteit, maar voor integratie door emancipatie. Is integratie nu primair een culturele of een sociaal-economische kwestie? Ons doel is altijd geweest dat nieuwkomers en hun kinderen de kans krijgen om volledig en gelijkwaardig te participeren in de samenleving. Tot 11 september zagen wij vooral sociaal-economische barričres en oplossingen. Maar in hoeverre kunnen culturele verschillen integratie in de weg staan? Hoe gaan we daarmee om? Welke eisen willen wij stellen aan nieuwkomers; welke plichten leggen wij hen op; welke rechten staan daar tegenover? Is radicalisering alleen een reactie op uitsluiting en onrecht of zijn er ook culturele en religieuze opvattingen met een politieke agenda (die kan leiden tot geweld) die we met politieke middelen moeten bestrijden? Hoe tolerant zijn we voor intolerante opvattingen?In een globaliserende wereld is er steeds meer behoefte aan eigenheid, aan een definitie van identiteit, omdat zowel autochtonen als nieuwe Nederlanders zich vervreemd voelen in een samenleving waar steeds meer culturen, gewoonten, waarden en religies naast elkaar voorkomen. Hoe verhoudt die behoefte zich tot onze kosmopolitische instelling en onze waarden diversiteit en tolerantie? Hebben we een begrip van nationale identiteit nodig voor onze waarden gemeenschapszin en solidariteit? Wat is de plek van religie in onze samenleving? Waarom financieren we religieus onderwijs? Wat betekent voor ons de scheiding tussen kerk en staat? Zijn er grenzen aan de verscheidenheid: mag je bijvoorbeeld een hoofddoek dragen in publieke dienst?
Solidariteit is een goed fenomeen. Solidariteit zorgt ervoor dat mensen die onvoldoende in staat zijn voor zichzelf te zorgen, hulp van anderen krijgen waardoor zij toch een waardig en zo zelfstandig mogelijk leven kunnen leiden.
In de meeste Europese landen is solidariteit geďnstitutionaliseerd in een verzorgingsstaat. De natiestaat neemt daarin de verantwoordelijkheid op zich om de zorg voor de zwakken in de samenleving te organiseren. Door dit op een zo hoog niveau te organiseren, is niemand voor de meest noodzakelijke zorg afhankelijk van toevallige netwerkstructuren van familie of kennissen. Door de solidariteit te baseren op een abstract begrip als nationaliteit, wordt de zorg voor elkaar geanonimiseerd. Je helpt elkaar als landgenoot.
Door de mondialisering, en de daarmee gepaard gaande migratiestromen en internationale contacten, wordt de nationaliteit van mensen een steeds wankelere basis voor solidariteit. De overeenkomsten tussen mensen met dezelfde nationaliteit worden steeds meer overschaduwd door diversiteit binnen de natie en door overeenkomsten tussen mensen met verschillende nationaliteiten. Gevoelsmatig willen mensen best solidair zijn met anderen, maar dan liefst wel met mensen met wie ze iets wezenlijk gemeenschappelijks delen. Een gedeelde nationaliteit is daarvoor hoe langer hoe minder toereikend.