Ik merk in de praktijk hier in Nederland, en breder in Europa, dat het politieke klimaat in Amerika vaak verkeerd wordt beoordeeld. Het onderscheid tussen de Republikeinen en de Democraten is een heel andere dan die tussen rechts en links in de Europese politiek.
Waar de Europese politiek veel meer op sociaal-economische thema’s is verdeeld, is de Amerikaanse politiek primair verdeeld op religieuze thema’s. De Verenigde Staten zijn zoveel meer bezig met religie dan Europa, dat Europeanen dat vaak niet helemaal begrijpen.
Als je het politieke landschap van Amerika tegen het Europese partijenlandschap aanlegt, dan valt op – als je een tijdje in Amerika hebt gewoond – dat de Democraten lang niet zo links zijn als bijvoorbeeld de sociaal-democraten in Europa. De Democraten zitten ongeveer op de lijn van de VVD, die ik als de meest vergelijkbare partij in Nederland zou beschouwen. De Republikeinen daarentegen, die stellen zich veel meer op zoals de SGP in Nederland. Sociaal-economisch iets rechtser, maar vooral veel conservatiever in culturele zin. Het grootste twistpunt in het huidige Amerika is de scheiding tussen kerk en staat, wat zich uit in thema’s zoals abortus en LGBT-rechten. In de lijn van de Republikeinen mag de staat vrijwel niet sturen, omdat zij daarmee in de plaats treedt van God. De Republikeinen streven daarom naar een staat die ondergeschikt is aan God en de Bijbel, en om die reden minimalistisch is. Dat heeft niets met neoliberalisme te maken. De Democraten verdedigen de scheiding tussen kerk en staat, en de vrijheid van religie (die niet alleen freedom of religion inhoudt, maar ook freedom from religion). De vrijheid van godsdienst die de Republikeinen voorstaan, daarentegen, is een heel andere: de vrijheid om voor het enige juiste (Christelijke) geloof te kiezen, en de vrijheid voor gelovigen om ongelovigen te bekeren en te bestrijden.
Het woord liberaal in de Amerikaanse politiek is ook geen economisch begrip, maar een religieus begrip, dat is te herleiden tot “the Fundamentalist-Modernist controversy” in de protestantse kerken in de eerste helft van de twintigste eeuw. Het woord liberaal heeft daarin betrekking op de vrijheid om een eigen interpretatie te geven aan Gods woord zoals verwoord in de Bijbel. De fundamentalisten gaan uit van inerrancy of Scripture, oftewel de Bijbel is foutloos en moet letterlijk worden genomen. De modernisten of liberalen hanteren een vrijere, figuurlijker interpretatie van de Bijbel, waarmee vooral morele levenslessen worden getrokken uit de teksten. De liberalen geven mensen meer vrijheid om hun eigen interpretatie te vormen van Gods wetten, door naar het eigen geweten te luisteren. In politieke zin leidt dit tot meer vrijheid in culturele zin, het loslaten van traditionele rolpatronen, het vergroten van burgerrechten en het beschermen van kwetsbare groepen. Het politieke onderscheid tussen Republikeinen en Democraten, conservatief en liberaal, loopt tegenwoordig langs dezelfde lijnen als die tussen de fundamentalisten en modernisten/liberalen in de protestantse kerken.
Een belangrijke factor daarin is geweest dat de fundamentalisten in de jaren ’80 de machtsstrijd hebben gewonnen binnen één van de grootste kerkgenootschappen van de Verenigde Staten: de Southern Baptist Convention. De opkomst van de zogenaamde Christian Right, waarin de fundamentalisten hun invloed hebben uitgebreid naar de politiek, is voor het eerst tot uitdrukking gekomen met de verkiezing van Ronald Reagan tot president in 1980, toen de partijstandpunten van de Republikeinen substantieel door de religieus-conservatieven waren beïnvloed. Tot de Civil Rights beweging in de jaren ’60 waren de Republikeinen niet zo extreem religieus georiënteerd – mede omdat de conservatieven in het Zuiden toen nog tot de Democratische partij behoorden. Onder George W. Bush is de christelijkheid van de Republikeinen verder versterkt, met als finale doorbraak de opkomst van de Tea Party-beweging na het aantreden van Barack Obama als president in 2009. Inmiddels, onder Donald Trump en Mike Pence, is de Republikeinse partij verworden tot een christenfundamentalistische partij, die een theocratie nastreeft die moet gaan leiden tot de Apocalyps. Vooral Mike Pence is hier leidend in, maar Trumps kabinet zit vol met voorstanders hiervan: Mike Pompeo, Betsy DeVos, Jeff Sessions – om er een paar te noemen. Trump verbindt dit doel met de suprematie van het blanke ras, met Stephen Miller als belangrijkste exponent van die denklijn. Trump zelf is niet zo religieus en zit er vooral in om zichzelf te verrijken, maar zijn autoritaire karakter voorziet in de behoefte van de fundamentalisten om de democratie te ontmantelen om zo ruimte te maken voor God.
Om dit alles in historisch perspectief te plaatsen, is het van belang om te beseffen dat de immigranten die in de 17e, 18e en 19e eeuw naar Amerika zijn geëmigreerd, voor een groot deel om religieuze redenen werden vervolgd in Europa. Deze immigranten vertegenwoordigden de meer extreme varianten van het Christendom, die in Europa niet werden geaccepteerd door o.a. de Rooms-Katholieke, Lutherse en Anglicaanse kerken, en die zich zelf ook distantieerden van de meer dominante stromingen in het Christendom en zich daarom wilden afzonderen. Het is niet toevallig dat de Anabaptisten voor een groot deel naar Amerika zijn geëmigreerd in de 17e en 18e eeuw, en dat veel stromingen daarvan (zoals de Amish en de Dunkers) nu vrijwel uitsluitend in Amerika voorkomen. De eerste grote groep immigranten, de Pilgrims, vertrokken uit Engeland omdat hun Puriteinse stroming binnen de Anglicaanse kerk niet meer werd geaccepteerd. Hun religie is nu grotendeels terug te vinden in de Congregational churches en bij de Baptisten, kerkgenootschappen die je typisch Amerikaans zou kunnen noemen.
De relevantie hiervan voor het huidige Amerika is vooral gelegen in de omstandigheid dat de streng religieuze groeperingen, die vaak hun eigen enclaves hebben gevormd, hun religie willen behouden. Segregatie is één van de middelen die daarbij eeuwenlang, zonder onderbreking, is ingezet. In deze groeperingen is het niet ongebruikelijk dat niet-blanken, en immigranten die om niet-religieuze redenen naar Amerika komen, als bedreiging worden gezien voor het behoud van deze religies en hun bijbehorende culturen. Dit verklaart waarom een stevige anti-immigratieboodschap zo sterk aanslaat onder de strengchristelijke bevolking van Amerika. Mede daarom vindt Donald Trump zoveel steun van deze groep.
Natuurlijk is er ook sprake van een sociaal-economische dimensie in de Amerikaanse politiek, waarin gelijkwaardigheid van mensen (links) en vrijheid van ondernemerschap (rechts) met elkaar concurreren, maar in het huidige partijlandschap vindt deze strijd voornamelijk binnen beide partijen plaats – en ja, de Democraten zijn gemiddeld iets linkser. De reden dat de Republikeinse partij is verworden tot een autoritaire beweging, die de democratie geleidelijk ontmantelt, is vooral gelegen in de cultureel-religieuze dimensie, met een racistische ondertoon daarin.
Het helpt om bij de analyse van de politieke ontwikkelingen in Amerika religie als invalshoek een prominente plaats te geven. De belangrijkste bron die ik daarvoor ken is Chrissy Stroop, een ervaringsdeskundige die zelf een fundamentalistisch-evangelische kerk heeft verlaten en nu haar specialisme – Russische geschiedenis – inzet om de verbanden te leggen tussen de transitie van de VS naar een autocratie en de invloed van de fundamentalisten daarop. Daarnaast is zij initiator van een netwerk van ‘exvangelicals’ die hun geloof hebben afgeschud, samen ervaringen delen en deze ook wereldkundig maken.
Michiel van de Sande, februari/november 2019