Essays by Topic:
Essays by Language:

Ayn Rand en ethisch egoïsme

In de Filosofie Scheurkalender (6 juni 2021) las ik vanmorgen de volgende quote van Ayn Rand: "Leven kan alleen voortbestaan door een constant proces van zelfbehoudende actie. Het doel van die actie, de ultieme waarde welke, om die te behouden, gewonnen moet worden door elk moment, is het leven van het organisme." (uit: The Virtue of Selfishness (1964)).

Dit citaat roept bij mij zoveel protest op, dat ik er even grondig naar wil kijken. Wat staat hier nou eigenlijk?

Mijn eerste associatie is dat hier het darwinistische principe van "survival of the fittest" tot morele waarde wordt verklaard. En dat natuur en cultuur op één hoop worden gegooid, waar ethiek in mijn beeld vooral een cultureel iets is en minder iets wat inherent is in de natuur van organismen. Op die manier redeneer je de hele toegevoegde waarde van ethiek, van goedheid, weg, en kom je uit in een nihilistische denkwereld.

Om daar weer uit weg te komen, kijk ik naar de grondslagen van dit idee, en stel die ter discussie. Als je echter stelt dat de overlevingsdrang van organismen in het algemeen niet moreel goed is, maar moreel in beginsel neutraal, is het dan niet ook onzin om intrinsieke waarde toe te kennen aan al wat leeft? Als levende organismen intrinsieke waarde hebben, dan heeft hun overlevingsdrang immers ook intrinsieke waarde. En dan kom je met enig doorredeneren weer terug bij de quote van Ayn Rand.

Het was de gevolgtrekking hierboven die ik intuïtief direct maakte en waarvan ik dacht: holy shit, er zit iets serieus mis, niet alleen in het denken van conservatieven (waar Ayn Rand een stevige slinger aan heeft gegeven), maar ook in het denken van progressieven, waar ik mezelf toe reken. Dat vraagt om nadere analyse.

Allereerst zie ik de associatie met het nihilisme als een terechte, als ik alleen al kijk naar het gedrag van haar volgelingen: conservatieven in de Verenigde Staten (en elders). Dat gedrag getuigt van een enorme drang naar macht en succes, en daarnaast ook naar suprematie van het witte ras. Met een beetje creativiteit kun je die zelfbehoudende actie richting "survival of the fittest" ook vertalen richting "survival of the superior" en dan is de combi van nihilisme en suprematisme - en daarmee fascisme, volgens mijn definitie - niet ver meer. Daarmee kan Ayn Rand dus een sleutel gevonden hebben om de inherente tegenstellingen tussen nihilisme en suprematisme te overbruggen, en zo het fascisme van een consistente ideologische grondslag hebben voorzien. Dat is een doodenge gedachte, en zeker reden om de consistentie van het gedachtegoed van Ayn Rand aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. Dat zie ik als deel I van dit essay.

Het tweede punt is de houdbaarheid van het principe van de intrinsieke waarde van het leven, of van de natuur. Wat bedoelen we daar precies mee, en in hoeverre kan dat principe als grondslag dienen voor het pleidooi voor de overlevingsdrang die Ayn Rand aanbeveelt? En voor eventuele rechten voor dieren of andere vormen van natuur zoals rivieren? Daar zit een raakvlak met een ander recent essay dat ik heb geschreven. Het is in ieder geval van belang dat het principe van intrinsieke waarde van leven zo moet worden gezien dat daar niet de gevolgtrekking van Ayn Rand uit kan volgen, anders kunnen we dat principe beter overboord gooien.

Ik behandel deze twee punten in omgekeerde volgorde.

II Intrinsieke waarde van het leven

In mijn essay over Rechtspersoonlijkheid van de natuur heb ik gesteld dat ik het eens ben met de intrinsieke waarde van de natuur, maar dat ik de denksprong richting rechten voor natuurlijke entiteiten als rechtssubject te snel gemaakt vond. Mijn gedachtegang naar aanleiding van Ayn Rands citaat leidt mij ertoe kritischer naar het idee van intrinsieke waarde van natuur te kijken.

Mijn eerste stap in de zoektocht is gelijk een dwaalspoor. Van oorsprong is het begrip "intrinsieke waarde" namelijk een economisch begrip, dat stelt dat de waarde van een object deel uitmaakt van het object zelf. Maar dat heeft dus helemaal niets met ethische waarde te maken. Een voorbeeld is de intrinsieke waarde van chartaal geld, dat overeenkomt met de waarde van het materiaal waarvan het is gemaakt. Als de intrinsieke waarde hoger is dan de nominale waarde, dan is de kans groot dat bijvoorbeeld munten worden omgesmolten. Maar mijn beeld is dat het begrip "intrinsieke waarde" in de context van de natuur op een heel andere manier wordt gebruikt. En dat is wel heel raar. Ik ben daar om taalkundige redenen helemaal geen voorstander van. Als intrinsieke waarde een economisch begrip is, dan moeten we het ook in een rechtsfilosofische context op die manier gebruiken.

In dat licht bezien moet "intrinsieke waarde van natuur" worden beschouwd als een manier om de waarde van natuur uit te drukken in geld, wat vooral relevant is in situaties waarin natuur verloren gaat, of wordt beschadigd, als gevolg van economische activiteit. Het is ook bruikbaar om de waarde van nieuw gecreëerde natuur uit te drukken, zodat deze kan worden meegewogen in kosten-batenanalyses van natuurontwikkeling. Hoe die waarde moet worden bepaald is dan nog wel een vraag.

Maar hoe is die ethische connotatie van intrinsieke waarde dan ontstaan? Wat ik proef, is dat degenen die het belang van de natuur om ethische redenen een warm hart toedragen, proberen deze ethiek te laten meewegen in economische afwegingen, die maar beperkt van ethische aard zijn. Daardoor onderwerpt de natuurliefhebber zich aan economische logica, die helemaal niet in zijn belang is. Het relateert zo aan het probleem "the tragedy of the commons", waarnaar Rob Wijnberg verwijst in zijn essay "Het milieu is een prisoner's dilemma" (Nietzsche en Kant lezen de krant, p.83), en naar het daarin door Wijnberg geponeerde onderscheid tussen rationeel en superrationeel handelen. Rationeel handelen (de theoretische redeneerlijn van de "homo economicus") gaat echter uit van eigenbelang, terwijl superrationeel handelen uitgaat van het algemeen belang. Het redeneren vanuit intrinsieke waarde probeert zo het eigenbelang van mensen aan te spreken, door ze eraan te herinneren dat natuur ook waarde heeft van zichzelf. Dat lijkt op een poging om algemeen belang mee te laten wegen als onderdeel van het eigen belang.

Vanuit de economische wetenschap bezien is dit vrij onzinnig. Waarom: "homo economicus" is een versimpeld model, dat volstaat om menselijk gedrag op hoofdlijnen te verklaren en op macroniveau voorspellingen te doen over trends. Het begrip "intrinsieke waarde" toekennen aan natuur helpt op geen enkele manier het gedrag van mensen te verklaren, maar is een politieke denklijn om een mening te formuleren over hoe mensen beslissingen zouden moeten nemen. Met andere woorden: het is een normatieve uitspraak. De economische wetenschap is echter niet normatief, maar verklarend. En dat wordt vaak niet goed begrepen. Het normeren van gedrag is geen wetenschap, maar politiek.

Het is in theorie wel mogelijk om te onderzoeken in hoeverre mensen een zekere intrinsieke waarde toekennen aan natuur in hun besluitvormingsprocessen. Dat soort onderzoek is niet eenvoudig om op te zetten, omdat de intrinsieke waarde van natuur moet worden geïsoleerd van andere mogelijke factoren die de besluitvorming beïnvloeden. Als je zo'n dergelijke waarde hebt gemeten en bepaald, dan zegt dat echter nog steeds niets over de ethische waarde van het leven. Dat is namelijk helemaal geen economisch begrip.

Dat gezegd hebbende, op grond van deze voor mij schokkende analyse, kan ik in ieder geval stellen dat het onzin is om rechtspersoonlijkheid van natuur te bepleiten aan de hand van de intrinsieke waarde ervan. De intrinsieke waarde is namelijk een eigenschap van de objecten in het economisch verkeer, niet van de subjecten die handelen. Het verstrekken van rechtspersoonlijkheid verandert het object in een subject. En dat is in dit geval raar, omdat de veronderstelling is dat het subject dan het object vertegenwoordigt (terwijl het subject dan het object kan verkopen, maar wat is het subject dan nog??) Dit versterkt mijn oordeel dat rechtspersoonlijkheid voor natuurlijke objecten zoals rivieren een bizar construct is, dat we niet moeten willen.

Voor wat betreft de ethische waarde van de natuur, die heeft vooral betrekking op de waarde die ethische wezens (waaronder de mens, wellicht zijn er meer) daaraan toekennen en die ertoe leidt dat deze wezens zichzelf beperkingen opleggen uit respect voor die natuur. En dat "zichzelf" beperkingen opleggen kan op individueel, groeps-, volks- of soortniveau. Die ethische waarde heeft niets meer van doen met de "waarde" waar Ayn Rand over spreekt. Die stelt namelijk dat het (over)leven van het individu, de groep, het volk of de soort in kwestie het allerhoogste doel is, waartoe alle middelen geheiligd zijn. Daarmee is er geen enkele ruimte meer om ethische waarde toe te kennen aan fenomenen in de omgeving, zoals de natuur, de aarde, het milieu of andere soorten.

De beperkingen die mensen zichzelf om ethische redenen opleggen zijn principieel en veelal absoluut, en daardoor veel lastiger onder te brengen in een economisch denkraam. Het kan wel, mits de economische discipline flexibel genoeg is om dit soort drijfveren te modelleren als onderdeel van wat zij "self-interest" noemen, en wat moet worden gezien als de verzameling doelstellingen die een individu nastreeft (inclusief ethische). In de regel gebeurt dit wel, maar in vereenvoudigde economische modellen valt deze factor vaak weg, omdat de diversiteit tussen individuen op dit punt erg groot is en bij sommige globale, trendmatige vragen deze vereenvoudiging voldoet. De economische wetenschap kent op dit punt ook zijn beperkingen.

Mijn voorlopige conclusie: intrinsieke waarde is een economische term, en is niet bruikbaar voor morele discussies over wat zou moeten plaatsvinden. De morele waarde van natuur zou zich moeten uiten in beperkingen die de mens zichzelf oplegt bij het nastreven van zijn doelen, en in het behouden en beschermen van natuur als doel in zichzelf. Mensen zouden niet alleen bezig moeten zijn met het behoud van de eigen soort, of nog erger van het eigen individu, dat is een te enge definitie van eigenbelang. Ayn Rands visie lijkt wel meer die kant op te gaan.

I Ayn Rands begrip van waarde

Ayn Rand heeft haar filosofie "Objectivisme" genoemd, en heeft de kern ervan als volgt omschreven: "het concept van de mens als heroïsch wezen, met zijn eigen geluk als het morele doel van zijn leven, met productieve werken als zijn meest edele activiteit, en de rede als zijn enige absolute norm."

Ayn Rand zet zich met deze filosofie fel af tegen die van Immanuel Kant, die volgens haar met zijn deugdethiek het individu belemmert in het nastreven van zijn belangen. Die tegenstelling viel mij ook al op. Immanuel Kant: "Precies het tegenovergestelde van het principe der zedelijkheid is: wanneer we met onze wil slechts de doelstelling van onze eigen gelukzaligheid trachten te realiseren." En volgens mij is dat laatste precies wat Ayn Rand voorstaat. De zedelijkheid, volgens Kant, is de morele wet, datgene waar ons geweten ons aan probeert te houden.

Ayn Rands filosofie zou ik dus kort kunnen samenvatten met: gewetenloos. En dat maakt het gelijk heel griezelig. Het nihilisme druipt er vanaf.

Ter verdediging voert Rand aan dat zij het begrip "selfishness" gelijkstelt met "concern with one's own interests". In het dagelijks spraakgebruik is dat echter niet hetzelfde - wat zij zelf ook onderkent. Voor de bredere betekenis die Rand voorstaat is ook het begrip "self-interest" in zwang. Christopher Snowdon heeft in zijn boekje "Selfishness, Greed and Capitalism" heel duidelijk uitgelegd wat het verschil is tussen beide. "Self-interest" is datgene wat een individu belangrijk acht. Dat is een moreel neutrale term, die niets zegt over de mate waarin het individu er wel of geen morele drijfveren op na houdt. "Selfishness" is wat anders, dat begrip heeft vooral betrekking op de mate waarin het individu zich iets aantrekt van belangen van anderen (namelijk: weinig tot niets). En die term is, juist vanwege die andere invalshoek, juist wel een moreel beladen term.

Het begrip "objectivisme" heeft Rand gekozen om aan te geven dat menselijke kennis en waarden objectief zijn te bepalen. Zij zijn waar te nemen in de realiteit en te ontdekken door de menselijke rede, en ontstaan niet in het menselijke denken zelf.

Als ik hier naar kijk vanuit het morele raamwerk dat ik in mijn essay over fascisme heb opgeschreven, dan doet Rand hier eigenlijk twee dingen tegelijk. Ten eerste ontkent zij het transcendentale karakter van de ethiek, en ten tweede stelt zij dat het goede voor de mens kenbaar is. Het eerste maakt ruimte voor nihilisme, aangezien er zonder transcendentaal karakter niets "heiligs" kan zijn aan het goede, en de tweede stelling maakt ruimte voor suprematisme, omdat mensen feilbaar zijn en sommigen beter in staat zijn om waarden goed in te schatten dan anderen. In combinatie vormen deze twee een perfecte grondslag voor fascisme.

Het ontkennen van transcendentie doet het Objectivisme expliciet. Objectivist Leonard Peikoff stelt: "Objectivism rejects belief in anything alleged to transcend existence." Daarmee verwerpt het de volledige filosofie van Kant, die is gebaseerd op de grenzen van het menselijke weten, en die heeft gesteld dat er concepten zijn die voor de mens niet objectief waarneembaar zijn, maar die zich in de praktijk wel doen gelden. De concepten God, vrijheid en onsterfelijkheid zijn hierbij voor Kant de belangrijkste. Objectivisme verwerpt dit soort concepten, en daarmee dus ook het idee van het absolute goede, of het absolute kwade. Rand richt zich ook expliciet tegen het concept van het "ding an sich", een typisch kantiaans begrip dat aangeeft dat dingen zich alleen aan ons kunnen voordoen via onze zintuigen, en dat wij via onze zintuigen niet kunnen waarnemen wat de ware, transcendente aard van dingen is. Ik geef toe dat dit wel een concept van Kant is dat vraagt om te worden aangevallen, hoewel ik het wel meen te begrijpen. Rand verwerpt ook alle vormen van religie en mysticisme.

Voor wat betreft de ethiek zelf, waar Rand het heeft over "selfishness", en min of meer "self-interest" bedoelt, illustreert zij haar standpunt als volgt:

If [man] chooses to live, a rational ethics will tell him what principles of action are required to implement his choice. If he does not choose to live, nature will take its course. Reality confronts a man with a great many "must's", but all of them are conditional: the formula of realistic necessity is: "you must, if –" and the if stands for man's choice: "if you want to achieve a certain goal".

In de kern betekent dat, dat ethiek bij Rand alleen gaat over de wijze waarop men een doel probeert te bereiken, en niet over die doelen zelf. Dat is in mijn ogen een beperkte invulling. Wat is wel opvallend: Rand distantieert zich wel van hedonisme. Zij verwacht van een mens wel een zekere mate van waardigheid en trots. Hedonisme ziet zij als een wens om het leven te leven op een "sub-human" niveau. Dit suggereert dat Rand wel degelijk een visie heeft op hoe het goede leven eruit ziet, en wat volgens haar als minderwaardig geldt, wat ruimschoots ruimte biedt voor suprematisme.

Rands eigen politieke invulling was voornamelijk liberaal, op het libertaire af, met volop ruimte voor individualisme. Daar zit voor mij niet het grote bezwaar tegen haar filosofie. Mijn bezwaar zit hem vooral in het ontkennen van transcendentie, wat elke vorm van redeneren over goed en kwaad onmogelijk maakt. Door Rands stelling dat er alleen sprake kan zijn van zintuiglijk waarneembare kennis en dat al het andere niet kan bestaan verlaagt zij de waarde van ethiek tot iets pragmatisch. En dat biedt openingen voor allerlei uitwassen, zoals fascisme: de collaboratie van nihilisme en suprematisme.

Rands distantie van transcendente ideeën zoals het absolute goede, of God, lijkt ook de ruimte te beperken tot het gebruik van haar filosofie als basis voor suprematisme. Echter, als je naar haar invulling van menselijkheid kijkt, dan blijkt dat zij bepaalde levenshoudingen als minderwaardig, "sub-human", beschrijft, en die karakterisering biedt allerlei mogelijkheden tot het bestrijden van andere mensen. Of dit een intern consistente redenering is, vraag ik me af, maar alles bij elkaar biedt haar filosofie op deze manier veel mogelijkheden tot het verbinden van nihilisme en suprematie binnen één samenhangend gedachtegoed. En daarmee een stevige basis voor een nieuwe vorm van fascisme. Ik vermoed dat dat niet haar bedoeling zal zijn geweest, maar ik zie wel dat in de huidige praktijk van tegenwoordig haar filosofie wel zo wordt gebruikt.

De consistentie van haar ideeën heeft tot op heden weinig aandacht gekregen, omdat zij binnen de academische filosofie niet serieus wordt genomen. Er zijn wel kritieken gegeven dat haar ideeën geen oplossing bieden voor David Hume's probleemstelling van het onderscheid tussen wat is, en wat zou moeten zijn.

Michiel van de Sande, 6 juni 2021